Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [17]dit is van Juda, dat [18]hij zeide: [19]Hoor, HEERE! de stem van Juda! en [20]breng hem weder tot zijn volk; [21]zijn handen moeten hem genoegzaam zijn, en zijt Gij [hem] een Hulp [22]tegen zijn vijanden! 17. Dat is, dit is de zegen van Juda; waaronder Simeon mede begrepen is, als hebbende zijn land onder Juda verspreid, en met hem ten oorlog uittrekkende. Zie Joz.19:1; Richt.1:3; 1 Kron.4:24. 18. Namelijk Mozes, en zo in het volgende. 19. Als zij u bidden om victorie. 20. Maak dat hij overwinne en behouden weder tot de zijnen kome. 21. Geef hem genoegzame kracht om tegen zijn vijanden te bestaan. 22. Hebreeuws, van; dat is, die hem bijsta en redde van zijn vijanden.